Om infecties zoveel mogelijk te voorkomen is het aan te raden om blaren heel te laten. Wanneer je last hebt van een (beginnende) blaar, kan je gebruik maken van een blarenpleister. Gevoelige plaatsen kun je vlak voor een wandeling preventief afplakken met leukoplast of sporttape.
Het kan zijn, dat de blaar te veel opgezet is. Dan is het nodig om de blaar door te prikken. Ontsmet de blaar en de omgeving met alcohol, jodium of betadine en prik in de zijkant van de blaar. Druk er zoveel mogelijk vocht uit met een steriel gaasje of een schone zakdoek. Laat de huid zo goed mogelijk heel. Als er bloed, pus of niet-helder vocht uit een blaar komt, doe je er verstandig aan om er door een deskundige of arts naar te laten kijken.

Let op dat er bij het afplakken (vooral van tenen) geen ribbels ontstaan, want die kunnen juist weer blaren veroorzaken.

Wanneer je regelmatig loopt, raken je schoenen en voeten goed gewend aan de belasting en zal je een minder grote kans hebben op blaarvorming. Loop schoenen goed in. Goede wandelschoenen en wandelsokken zijn heel belangrijk. Maak nooit met nieuwe schoenen hele lange tochten. Bouw dit, net als de wandelafstanden, geleidelijk op. Dit betekent echter niet dat je nooit meer blaren zult krijgen, maar de kans wordt er wel minder op.